1989
Vasily Wells:Liefde vindt haar balsem overal
Als men bij het zien van de kunstwerken, die de 39-jarige kunstenaar Henk Visch sedert negen jaar het kunstminnend publiek voortovert – en ik zeg voortovert niet om u tot een geloof in onwaarschijnlijke zaken te verleiden (zijn werk heeft in die zin niets vreemds) of om u in de sfeer van de sprookjes uit uw jeugd te brengen (dat kunnen anderen beter), neen, niet daarom – als men eenvoudigweg de vraag stelt naar het ontstaan van de kunstwerken, dan blijkt dit op geen enkele manier verklaarbaar te zijn. Voor de kunstminnaar die zich tot de kunstwerken richt, is deze vraag misschien van belang, maar ook misplaatst, omdat elke aanwijzing hierover op geen enkele wijze door het kunstwerk getoond wordt. Tovenarij dus. Is niet het wezenlijke van tovenarij iets te tonen, dat nergens vandaan lijkt te komen? zo gezegd, maar wat betekent dit?
Uit het niets, komt het kunstwerk daar vandaan? …komt het van dààr… het niets, dat nergens is. Vandaar dat wij er niet over uitgepraat raken! (immers, in de uitgestrektheid vindt ieder weer iets anders) Of moeten wij hierover zwijgen? Kunnen wij zwijgen? En de kunstenaar, wat weet hij hiervan? Laten we de kunstenaar niet noemen, wat weet hij, dat wij niet zouden weten. Trouwens, al zouden we hem tot spreken kunnen dwingen: van hem geen woord. Op hem drukt een zwaardere last, jegens een grotere waarheid; hij weet het niet. Neen, laten we hem zijn huis, zijn wildernis, zijn paarden…
Wij kunnen doen zoals de kunstwerken, die (blijkbaar) zichzelf uitnodigden, ongevraagd en door niemand verwacht, waren zij opeens binnen en eenmaal op hun plaats weten wij niet beter of zij waren hier altijd al. Onschuldig. Ja, laten wij onszelf uitnodigen, maar gedraag u volgens de regels van het huis. Kies een stoel bij het raam, iets terzijde van de anderen, niet al te afzijdig, val niet op. Verschuif uw stoel nu iets, zodat u gemakkelijk zit en alles kunt overzien, nu zit u midden in het heden. Nu bent u een kunstwerk. De gordijnen zijn open. Het regent zachtjes.
Wie reist neemt er de tijd voor en hij kan veel vertellen aan de thuisblijvers. Maar het heden, waarin men staat, wat is daar? In het heden lijken wij voortdurend bezet door iets dat wij onszelf willen zeggen maar niet doen. Bezet, geen tijd, gewoon geen tijd . Het heden is geheel belast met onze ervaringen. En deze wegen zwaar. En hier, omgeven door deze zwaarte voelt het kunstwerk zich thuis, in deze wachtkamer, alleen met de tijd.
Kijkend naar de kunstwerken bemerkte ik hoe dichtbij het heden is, hoe het iets is: wij kunnen het kunstwerk aanraken. Maar terwijl wij het kunstwerk zoeken is het onze eigen hand, die wij in het aanraken voelen. Ja, zo is het. Het kunstwerk maakt mij aan mijzelf bekend. Het is niet anders. Zelf een ding onder de dingen en wij, een mens onder de mensen. Het kunstwerk maakt van ons iemand, die wij ontmoeten, in het heden. Maar vergist u zich niet, dit is niet zo eenvoudig als het lijkt, iemand die in het heden wil beginnen en de schitterendste steden wil binnengaan met de morgenzon, zo iemand belast zich met zichzelf ! Onvoorbereid en wellicht onbedoeld.
Nu denkt u misschien, alles goed en wel, maar hoe staat het met de tovenarij? Komt het kunstwerk nu uit het “niets”? En de kunstenaar, wat vindt de kunstenaar hiervan, wat zegt hij (nee, we dwingen hem niet, we luisteren). Ik kan u dit nog melden. Bij een recent bezoek aan het atelier van Henk Visch zag ik een kunstwerk staan, dat, hoewel in onaffe staat, al wel een titel droeg, die in dit verband veelzeggend is (en daarbij spreekt hier de kunstenaar)
“Liefde vindt haar balsem overal”
Met deze variant van “zoekt en gij zult vinden” of “waar een wil is, is een weg” wil de kunstenaar ons verleiden, ons overhalen te geloven – dit is mijn stellige overtuiging – het ontstaan van het kunstwerk overal, dat wil zeggen dáár te zien, waar wij het kunnen vinden.
1989, Vasily Wells